Wat zijn de mogelijkheden voor het bufferen van water langs de Maas om zo een bijdrage te leveren aan het verminderen van de kwetsbaarheid voor watertekorten? Deze vraag stond centraal in een pré-verkenning die Rijkswaterstaat heeft laten uitvoeren in het kader van het Deltaprogramma Zoetwater.
Potentiële locaties in beeld
De studie is gestart met het identificeren van potentiële locaties in het stroomgebied van de Maas. Hierbij is bijvoorbeeld gekeken naar grindgaten, oude meanders, plassen en maaiveldlaagtes die bij hogere afvoeren gevuld kunnen worden en bij lagere afvoeren ingezet voor watervoorziening. De studie laat zien dat in het winterbed van de Maas in Nederland en deels Vlaanderen verschillende bestaande plassen en laagtes in het maaiveld technisch geschikt zijn om als waterberging ingericht te worden.
9 gebieden nader uitgediept
Vervolgens zijn negen locaties – allen gelegen in de Maasvallei – geselecteerd om nader te onderzoeken. Voor elk gebied is een globale geohydrologische analyse uitgevoerd en is een inschatting gemaakt van de toegevoegde afvoer op de Maas. Hieruit is gebleken dat de geselecteerde gebieden kunnen zorgen voor een extra toegevoegde afvoer op de Maas van 0,1-0,3 m3/s per locatie. De ENCI-groeve en Stevensweert zijn hierop een uitzondering: hier kan 1,4 m3/s worden gerealiseerd. Als de toegevoegde afvoer van alle beschouwde locaties bij elkaar opgeteld wordt, dan kan gedurende een droge periode van 2 maanden ca 4,5 m3/s extra afvoer worden toegevoegd. Ter vergelijking: in de Grensmaas geldt in de droge periodes een afvoer van 10 m3/s.
Neveneffecten en hoge investeringen
Naast impact op de afvoer is ook gekeken naar de verwachte effecten van waterberging op ecologie, scheepvaart, waterkwaliteit en hoogwaterveiligheid en de impact op landgebruik en de leefbaarheid van de omgeving. Daaruit is gebleken dat het vasthouden van water negatieve gevolgen voor het landgebruik, bijvoorbeeld omdat natuurwaardes of recreatiegebieden verloren gaan, en mogelijk ook voor omwonenden (door langdurig stilstaand water). Bovendien is uit het onderzoek gebleken dat de kosten voor het vasthouden van water relatief hoog zijn, al variëren ze sterk per locatie. De kosten van de toegevoegde afvoer (dus wat kost het om 1 m3/s extra door de Maas te laten stromen) zijn bij de locaties Grevenbicht, Swalmen, de hoogwatergeul Lomm en Oeffelt het laagst en bedragen 4-10 M €/m3/s. Stevensweert is juist erg duur vanwege de noodzaak tot het aanbrengen van een kleilaag. De totale kosten van alle locaties samen worden geschat op 150-200 M euro.
Vervolg
De uitgevoerde studie is slechts een préverkenning. Om de mogelijkheden voor het vasthouden van water verder te onderzoeken zal per locatie meer gedetailleerd gekeken moeten worden naar de exacte inrichting en de mogelijkheden/gevolgen van waterberging. Bovendien is de aanbeveling gedaan om in vervolgstudies ook gebieden buiten het hoogwatersysteem mee te nemen. Gedacht kan worden aan een gebiedsstudie naar een gehele zijrivier van de Maas, bijv. de Geul.
Meer weten?
Download dan het eindrapport ‘Préverkenning waterberging Maas. Voor vermindering van watertekorten in droge periodes’ of neem contact op met Aleksandra Jaskula van Rijkswaterstaat Zuid Nederland en Norbert Cremers van Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving.
Klik hier om het eerdere bericht over dit onderwerp in de Maasinformatiebrief terug te lezen.