
Publicatiedatum: 10 04 2025
Sinds februari jl. is Maarten Verkerk gestart als Programmamanager Water en Bodem voor de Provincie Noord-Brabant. In die rol is hij ook voorzitter van het Opdrachtgeversoverleg van het Deltaprogramma Maas. Maarten heeft veel ervaring en netwerk in het water en bodem domein, met name in Brabant.
Achtergrond en ervaring
Maarten studeerde Civiele Techniek (Water Engineering and Management) aan de Universiteit Twente. Hij begon zijn loopbaan als adviseur water bij DHV. Hij werkte daar in binnen- en buitenland aan dijkversterkingen, Kaderrichtlijn Water en waterkwantiteitsbeheer (droogte en wateroverlast). Bij Waterschap Aa en Maas werkte hij 8 jaar, onder andere aan de opstart van het Deltaplan Hoge Zandgronden, waar hij kon bouwen aan een regionaal netwerk in Brabant en Limburg rondom zoetwater.
Na vijf jaar als adviseur – zelfstandig en via de Arcadis-onderneming Over Morgen – werkt hij sinds 2023 bij de Provincie Noord-Brabant. Eerst als beleidsmedewerker grondwater, vervolgens als teamleider grondwater en nu als programmamanager Water en Bodem. In zijn werk brengt hij ook zijn ervaring in als algemeen waterschapsbestuurder bij Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (omgeving Utrecht).
Motivatie en ambities
Maarten: “Het Deltaprogramma is een unieke governance structuur in de wereld. Vier overheidslagen werken samen, ieder vanuit zijn of haar kracht. Natuurlijk wringt dat soms, maar in principe hebben we goud in handen met deze samenwerking. Die samenwerking past heel goed bij vraagstukken zoals de verdeling van zoetwater, de zorg voor gezond water en waterveiligheid. Als Maasregio hebben wij het geluk dat de grenzen van het stroomgebied voor een groot deel samenvallen met de bestuurlijk-administratieve grenzen – Duitsland en België daargelaten. Daardoor ontstaat een krachtige samenwerking. Noodgedwongen, onontkoombaar en omdat samenwerken in de Limburgse en Brabantse cultuur past.”
Aanpak
“Vanuit mijn rol in het opdrachtgeversoverleg faciliteer ik die samenwerking van harte in woord en daad. Dat doe ik onder andere door het samen met andere partners organiseren van de benodigde capaciteit en middelen en meedenken over het samenspel tussen Rijk en regio. De vraag of partijen vanuit solidariteit of vanuit goed begrepen eigenbelang handelen, is daarbij een interessante. Ik zoek graag naar het gemeenschappelijke en wederkerige belang tussen partijen.
Ik kom zelf uit de wereld van beton en staal, van civiele techniek. Techniek is onlosmakelijk met de waterwereld verbonden en dat maakt het werk ook mooi. Terecht is er de laatste jaren steeds meer aandacht gekomen voor ruimtelijke ordening. We zien daar mooie voorbeelden van, bijvoorbeeld bij het project Meanderende Maas. Ik heb de hoop dat ruimtelijke kwaliteit steeds meer op de agenda van Ruimte voor de Rivier 2.0 komt, net zoals bij Ruimte voor de Rivier 1.0, in aanvulling op het sober en doelmatig principe van het HWBP. Goedkoop blijkt te vaak duurkoop te zijn.
We moeten daarom aandacht houden voor koppelingen met bijvoorbeeld de doelen voor de Kaderrichtlijn Water, andere gebiedsontwikkelingen en de interactie met het regionale watersysteem. In Brabant speelt dat bij alle rivierverbeteringen langs de Maas. Ik ben ook heel blij te zien dat de vier programmabureaus van de Maas – Deltaprogramma Maas, Platform Klimaatadaptatie Zuid-Nederland, het Programmabureau Maas (KRW en Deltaplan Hoge Zandgronden) en de Schone Maaswaterketen – elkaar opzoeken en proberen te versterken.”